Minister Zalm van Financiën heeft op Prinsjesdag het Belastingplan 2007 ingediend bij de Tweede kamer. In dit wetsvoorstel worden de onderstaande maatregelen voorgesteld. Tenzij anders vermeld is de ingangsdatum 1 januari 2007.
Overdrachtsbelasting
De uitbrengvrijstelling wordt uitgebreid met de verkrijging van onroerende zaken die vóór 1 januari 2003 zijn verkregen door een samenwerkingsverband van woningcorporaties dat de bevordering van stedelijke herstructurering tot doel heeft en pas na die verkrijging de status van WOM heeft verkregen. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2006.
Omzetbelasting
Tarief
De levering van ren-, rij-, spring-, dressuur- en manegepaarden, rundvee, geiten, schapen en varkens voor hobby-doeleinden zijn voortaan aan het normale tarief onderworpen.
Vrijstellingen
Er komt een vrijstelling voor het detacheren van wetenschappelijk personeel. De verwijzingen naar niet-fiscale regelgeving in de thuiszorgvrijstelling worden aangepast aan de Wet Maatschappelijke ondersteuning.
Arrest Charles en Charles-Tijmens
De Wet OB 1968 wordt aangepast naar aanleiding van het arrest HvJ EG 14 juli 2005, C-434/03, BNB 2005/284. De aanpassingen betreffen het belastbaar feit, de maatstaf van heffing en het recht op aftrek van voorbelasting. Er wordt een heffing geïntroduceerd over leveringen van goederen en diensten voor bijzondere doeleinden. Het gaat hier om het aanwenden van goederen/diensten voor privé-doeleinden. Er wordt dus voortaan BTW geheven over het privé-gebruik van tot het bedrijf behorende goederen door ondernemers, door hun personeel of door anderen. Hetzelfde geldt voor diensten die om niet worden verricht voor bijvoorbeeld privé-doeleinden en voor goederen die het bedrijfsvermogen van de ondernemer verlaten. Als maatstaf van heffing wordt genomen de voor het verrichten van de diensten gemaakte uitgaven. Voor onroerende en roerende investeringsgoederen zal worden aangesloten bij de herzieningstermijnen van tien jaar respectievelijk vijf jaar. Art. 15 Wet OB 1968 (aftrek voorbelasting) wordt in zijn geheel afgestemd op art. 17 Zesde richtlijn. Een ondernemer die een investeringsgoed aanschaft en dit geheel tot het bedrijfsvermogen rekent, heeft recht op algehele en onmiddellijke aftrek van de voorbelasting indien hij dit goed voor belaste prestaties gebruikt.
Er komt een anti-cumulatiebepaling die ertoe leidt dat de in het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (Bua) neergelegde uitsluiting van de aftrek van omzetbelasting niet van toepassing is ter zake van dergelijke ”om niet” verrichte belaste handelingen. Verder worden enkele andere bepalingen in de Wet OB 1968 meer in lijn van de Zesde richtlijn geformuleerd.
BPM en MRB
Er komt een tijdsevenredige BPM voor Nederlandse ingezetenen die in Nederland gebruik maken van een buitenlandse huur- of leaseauto. Bij de heffing van BPM van voertuigen met een buitenlands kenteken wordt rekening gehouden met de duur van het weggebruik door middel van een tijdsevenredige BPM. De tijdsevenredige BPM is niet van toepassing voor auto’s die vanuit het buitenland duurzaam te beschikking worden gesteld. De nieuwe regeling is een reactie op de beschikking HvJ EG 27 juni 2006, C-242/05, V-N 2006/38.20 (Van de Coevering). De kortingsregeling voor motoren in de MRB wordt gelijkgesteld op de voor auto’s geldende systematiek. De vrijstellingen van MRB voor voertuigen ten behoeve van bibliotheken, schooltandverzorging, keuringsdienst van waren en vernietiging van gestorven dieren, vervallen.
Milieuheffingen
De fiscale behandeling van aardgas dat wordt gebruikt als motorbrandstof wordt aangepast. Anders dan andere motorbrandstoffen wordt aardgas dat wordt gebruikt als motorbrandstof nu volgens een schijventarief in de energiebelasting belast. In plaats van dit schijventarief gaat een vast tarief van 3 eurocent per kubieke meter gelden. Er komt een richtlijnconforme aanpassing van de definitie energie-intensief.
Bron: Tweede Kamer, 19 september 2006, nr. 30 804