BEDRIJFSOPVOLGING EN ONDERNEMINGSVERMOGEN
Bedrijfsopvolging
De bestaande bedrijfsopvolgingsfaciliteit is in de Invorderingswet geregeld. De faciliteit houdt kortweg in dat het successie- of schenkingsrecht dat kan worden toegerekend aan 25% van het ondernemingsvermogen wordt kwijtgescholden onder de voorwaarde dat de onderneming ten minste vijf jaar wordt voortgezet (bij schenking zelfs 10 jaar). De faciliteit geldt zowel voor persoonlijke ondernemingen als voor aanmerkelijkbelangaandelen in de zin van de Wet Inkomstenbelasting 2001, tenzij de waarde van die aandelen voor meer dan 15% is toe te rekenen aan beleggingen.
De aandelen moeten zowel voor de erflater/schenker als de verkrijger tot een aanmerkelijk belang behoren. Degene die de onderneming voortzet of de aandelen verkrijgt, kan van de faciliteit gebruikmaken. De bestaande faciliteit stuit op twee problemen. De regeling is ten eerste opgenomen in het invorderingstraject, terwijl zij in het heffingstraject thuishoort. Dit leidt tot allerlei uitvoeringsproblemen. Verder zijn er waarderingsproblemen van bepaalde activa, waardoor het lastig is om tot een reële waardering van de onderneming te komen.
Het eerste probleem wordt in het voorstel van het kabinet eenvoudig opgelost door de faciliteit van de bedrijfsopvolging vanaf 1 januari 2002 in de Successiewet op te nemen. Dat betekent dat dan niet langer de ontvanger, maar de inspecteur over de toepassing van de faciliteit oordeelt.
Daarnaast wordt de faciliteit inhoudelijk aangepast. Zo wordt de successie- of schenkingsbelasting vanaf 2002 eerst voorlopig verminderd met de successie- of schenkingsbelasting over 30% (2001: 25%) van het ondernemingsvermogen of de waarde van aanmerkelijkbelangaandelen. De voorlopige vermindering wordt in de vorm van een conserverende aanslag vastgelegd en definitief geëffectueerd als de onderneming gedurende vijf jaar is voortgezet, dan wel de aandelen gedurende die periode niet zijn vervreemd. De voortzettingseis van 10 jaar voor het schenkingsrecht is daarmee tevens van de baan. Verder vervalt de eis dat de aandelen ook bij de verkrijger tot een aanmerkelijk belang behoren. Voldoende is dat de aandelen bij de erflater/schenker tot een aanmerkelijk belang behoorden. De faciliteit blijft ook in de nieuwe regeling slechts gelden voor de bedrijfsvoortzetter en niet voor de andere erfgenamen.
Ondernemingsvermogen
Voor de oplossing van het probleem van de waardebepaling van het ondernemingsvermogen, kiest het kabinet voor waardering op basis van de goingconcernwaarde. Dit houdt in dat er bij de waardebepaling vanuit wordt gegaan dat de onderneming wordt voortgezet. Dit betekent dat zowel de goodwill als de badwill in de waardering worden meegenomen.
Het kabinet vindt wel dat het ondernemingsvermogen in beginsel minimaal op de liquidatiewaarde moet worden gesteld. Een uitzondering wordt echter gemaakt voor slecht renderende bedrijven, waarbij de goingconcernwaarde beneden de liquidatiewaarde uitkomt. Voorwaarde hierbij is dat de onderneming ook daadwerkelijk vijf jaren na de verkrijging wordt voortgezet. Als niet aan de voortzettingseis wordt voldaan, dan vindt alsnog heffing op grond van de liquidatiewaarde plaats.
Aan de inhoud van dit nieuwsitem wordt de uiterste zorg besteed. Accuraed Accountants & Adviseurs aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid en/of de onjuistheid of de gevolgen daarvan.