Wijziging van de Wet BPM omzetting teruggaafregeling bestelauto’s

ingevoerd op 24-10-2006

De Tweede Kamer gaat het wetsvoorstel van de wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) op 26 oktober 2006 als hamerstuk aannemen. Dit wetsvoorstel is van toepassing op ondernemers, importeurs, particulieren en gehandicapten. De hoofdlijnen zijn als volgt:
 
1) Ondernemers: De voorgestelde BPM-vrijstelling voor ondernemers is van toepassing, wanneer het kenteken van een bestelauto bij eerste registratie op naam wordt gesteld van een ondernemer in de zin van de omzetbelasting die de auto meer dan bijkomstig in zijn bedrijf gaat gebruiken. Een verzoek om teruggaaf of vrijstelling is daarvoor niet meer nodig. Bij aankoop van een bestelauto is in de koopprijs geen BPM-component meer begrepen en hoeft deze dus niet meer tijdelijk te worden gefinancierd. Voldoet een ondernemer aan de voorwaarde dat de bestelauto meer dan bijkomstig zal worden gebruikt in het bedrijf, dan is daarmee de kous af. Ook voor de motorrijtuigenbelasting zal het verlaagde ondernemerstarief van artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting dan automatisch worden toegepast. Voor het overige blijft de grijskentekenregeling voor ondernemers, zoals deze in de wet is opgenomen sinds 1 juli 2005, ongewijzigd. De regeling geldt onder voorwaarden mede voor huur- en leaseauto’s. Voldoet de ondernemer voor een bestelauto niet of niet langer aan de voorwaarden, dan moet hij dit zelf melden bij de Belastingdienst. De bestelauto wordt dan voor de motorrijtuigenbelasting weer ingedeeld in het normale tarief. Gebeurt dit binnen 5 jaar na ingebruikneming van de bestelauto, dan moet de ondernemer bovendien op aangifte de (resterende) BPM voldoen, tenzij de doorschuifregeling kan worden toegepast of sprake is van export, sloop of diefstal van de bestelauto. Voor ondernemers die incidenteel een bestelauto uit het buitenland halen en op eigen naam in Nederland laten registreren, betekent de wijziging dat zij de BPM niet meer op aangifte hoeven te voldoen als zij in aanmerking komen voor de vrijstelling. Zij kunnen er in dat geval mee volstaan het door de douane geaccordeerde bruto BPM-bedrag bij de kentekenaanvraag op te geven.

2) Importeurs: Voor importeurs van bestelauto’s vervalt in de voorgestelde opzet de verplichting om namens kopers van nieuwe bestelauto’s de BPM op aangifte te betalen. Wel zullen zij, evenals nu, bij de kentekenaanvraag het bedrag van de BPM moeten opgeven aan de RDW.

3) Particulieren: Particulieren en andere niet-ondernemers betalen voortaan bij aanschaf van een nieuwe bestelauto de BPM niet meer aan de verkoper als onderdeel van de verkoopprijs, maar rechtstreeks aan de Belastingdienst. Indien blijkt dat een nieuwe bestelauto op naam van een niet-ondernemer is geregistreerd, stuurt de Belastingdienst de betrokkene binnen een week een aangifteformulier toe, onder vermelding van het door de importeur opgegeven en op het kentekenbewijs vermelde BPM-bedrag.

4) Gehandicapten en andere teruggaafgerechtigden voor bestelauto’s: Gehandicapten behouden de tegemoetkoming voor bestelauto’s via een teruggaafverzoek. Deze faciliteit wordt aan gehandicapten ook verleend voor gebruikte bestelauto’s waarvoor al eerder BPM is betaald.

5) Autokostenfictie: Voorgesteld wordt de per 1 juli 2006 aangebrachte wijziging in de accessoireregeling in de Wet BPM door te trekken naar de zogenoemde autokostenfictie in de loon- en inkomstenbelasting. Dat betekent dat ook voor de autokostenfictie de door de dealer vóór de registratie aangebrachte accessoires niet hoeven te worden meegenomen in de grondslag, waarop de fictie van 22% wordt toegepast. Alleen de door of namens de fabrikant of de importeur aangebrachte accessoires zijn dus nog van belang voor de autokostenfictie.

Bron: Parlement, nr. 30.634, 23 Oktober 2006