Wetsvoorstel vrijstellingsregeling bestelauto’s ondernemers

ingevoerd op 4-7-2006

De Staatssecretaris van Financiën heeft het wetsvoorstel vrijstellingsregeling bestelauto’s ondernemers naar de Tweede Kamer gestuurd. De bewindsman stelt voor om de BPM-teruggaaf voor ondernemers die een nieuwe bestelauto kopen, om te zetten in een uit de wet voortvloeiende vrijstelling. De vrijstelling is van toepassing als het kenteken van een bestelauto bij eerste registratie op naam wordt gesteld van een ondernemer in de zin van de omzetbelasting die de auto meer dan bijkomstig in zijn bedrijf gaat gebruiken. Voor importeurs vervalt in deze opzet de verplichting om namens kopers van nieuwe bestelauto’s de BPM op aangifte te betalen. Wel zullen zij bij de kentekenaanvraag het bedrag van de BPM moeten opgeven aan de RDW.

Particulieren en andere niet-ondernemers betalen voortaan bij aanschaf van een nieuwe bestelauto de BPM niet meer aan de verkoper als onderdeel van de verkoopprijs, maar rechtstreeks aan de Belastingdienst.

Daarnaast stelt de bewindsman voor om per 1 juli 2006 de aangebrachte wijziging in de accessoireregeling in de Wet BPM door te trekken naar de zogenoemde autokostenfictie in de loon- en inkomstenbelasting. Dat betekent dat ook voor de autokostenfictie de door de dealer vóór de registratie aangebrachte accessoires niet hoeven te worden meegenomen in de grondslag, waarop de fictie van 22% wordt toegepast. Alleen de door of namens de fabrikant of de importeur aangebrachte accessoires zijn dus nog van belang voor de autokostenfictie.

Het is de bedoeling dat dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in werking treedt, namelijk met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst.

Bron: Tweede Kamer, 30 juni 2006, nr. 30634